Dirk Zoete



review detail

back to overview
Landschap en scopofilie

05/05/2006 - Essay- Barbara Baert

Dirk Zoete heeft voor Bruegel revisited een cilindervormige maquette van een toren op schaal 1/10 gemaakt. De bodem van de toren bestaat uit een sneeuwlandschap; aan de wanden bevinden zich balkons en wandelgaanderijen. Vensters wisselen elkaar af met prints van Breugeliaanse landschapstekeningen en Zoete’s zelfportretten. Kleine figuurtjes uit zwarte plasticine zijn bedrijvig in de ruimte. De bezoeker die zijn hoofd in deze maquette steekt, ervaart de ruimte als een microwereld. Zijn ogen tasten de wanden af, betreden de trappen en haken vervolgens vast aan de tekeningen. De tekeningen wisselen af met vensters die een doorkijk bieden naar het ‘echte’ landschap. De vensters omlijsten dus het daarbuiten in het daarbinnen. Op die wijze ontstaat een samenspel van miniatuurlandschap, werkelijkheid en tekening. Zelf ziet Zoete zijn maquette als een museumontwerp voor zowel een kijkend, als een bekeken Bruegel.

Dirk Zoete heeft de landschappen van Breugel grondig bestudeerd in zijn tekeningen. Tekeningen zijn voor hem een denkend medium. Ze vormen dus niet alleen voorstudies. Ze bezitten op de eerste plaats soevereiniteit in hun focus, fragmentatie, figuur en fractie ten aanzien van het Bruegel prototype. Eens binnen de maquette, begeleiden èn verstrooien de tekeningen onze blik als een dwarrelende sneeuwvlok. Wie het hoofd in de maquette steekt, treedt binnen in een brein; het samengesmolten brein van twee kunstenaars - één uit de 16de eeuw en één uit de 21ste eeuw.

Er is niets zo heerlijk als het verkennen van kijkvormen: turen, staren, spieden, de kortstondige oogopslag, enzovoort. Zo ook viert Dirk Zoete met zijn recentste project de vreugden van de scopofilie: de blikliefde. De laatste jaren is in het kunsttheoretische debat een opmerkelijke interesse gegroeid met betrekking tot de vermelde insteek. Het betreft vragen zoals: hoe verhoudt de actuele kunst zich tot een westerse beeldtraditie die genotzuchtig is in haar beeldenliefde? Kan men spreken van een scopofobe kunst? Hoe verhoudt het zicht zich ten aanzien van de andere zintuigen en hun esthetisch vermogen?

De probleemstellingen kunnen hier niet in al hun finesse uitgewerkt worden. Van belang voor de huidige argumentatie, zijn de drie pijlers van de scopofilie: de inwendige verplaatsing in het beeld (endoscopia), de aanraking van het beeld met de blik (tangere), en het doorstoten voorbij het beeld doorheen het beeld (perspicere). In zijn maquette heeft Dirk Zoete precies deze drie schouwvormen geïntegreerd. We verplaatsen ons hoofd in de toren: het Bruegelbrein. Daar raakt onze blik de landschapstekeningen. En vandaaruit tuimelt onze blik door de vensters die ons de iconografie van reële agrarische fragmenten aanreikt. Dirk Zoete maakte zijn eigen scopofiele Kunstkammer.

Dirk Zoete heeft mij gezegd dat de cilindertoren ook over hem als artiest gaat. Dit project integreert inderdaad belangrijke verworvenheden van zijn eerdere artistieke verkenningen. Ik vermeld de maquettetoren voor de Zwalmse velden in 2005, en zijn installatie met stro en mest een jaar eerder in Kunstencentrum STUK te Leuven, waarvoor hij tevens een maquette van een veld met spitters ontwierp. Anders dan de ‘land art’ van de jaren zeventig, die ingrijpt in de bestaande natuur, conceptualiseert Zoete de landbouw. Bovendien interageert hij effectief met de landbouw als industrie. Die interactie tussen artiest en nijverheid verloopt middels zijn eigen aanwezigheid, verloopt dus performatief.

Het samengaan van deze factoren is vernieuwend in de actuele kunst. Zoete snijdt een veld aan dat mijns inzien nog geen naam heeft. ‘Rural art’ klinkt te ruraal. En ‘agrarian art’ te agrarisch. Zoete’s installaties reflecteren niet alleen over; ze ontlenen ook daadwerkelijk aan de landbouwindustrie. Zijn de installaties dus wel degelijk aan de verbeelding ontsproten, utopieën blijken ze niet te zijn. In enkele gevallen heeft de industrie zelf de mogelijkheden van de toepassing ingezien. Ik denk bijvoorbeeld aan de mestmachine die gecomprimeerde strontcilinders als bouwstenen draait (een oplossing voor de mestoverschot?). Want vandaag is ook de ecologie een industrie geworden.

In de context van Bruegel revisited staan wij dus voor een cilindermaquette vervaardigd uit bruine spaanplaaten. En wij zien het verhaal van een kunstenaar en zijn Kunstkammer, opgegroeid in een omgeving (de Westhoek) waar het woord geurhinder niet bestond, en het landschap geen grotere idylle betrachtte dan de rauwheid van de zwarte plastiek over de mesthoop en de grote rubberen tractorbanden. In dit verhaal is Bruegel helemaal niet veraf. Bruegel’s scopofilie betrof eveneens het erbarmen voor het alledaagse, de ontluistering van het bucolische en de liefde voor de ecologische stoorzenders. Tractorband en ploegschaar. Mestmachine en vogelknip. Plasticine figuurtje en zwarte raaf.

Door het werk van Dirk Zoete, begrijpen wij het werk van Bruegel beter. Zowel in de tomeloze diepte, als in de ongenaakbare afstand.

Barbara Baert

Literatuur

  • Barbara Baert, Iconogenesis or Reflections on the Byzantine Theory of Imagery, in A-Prior, 7, 2002, p. 128-141.
  • Barbara Baert, Nourished by inwardness. The Beato Chiarito Tabernacle by Pacino di Bonaguida (1340, The Getty Museum), in Speaking to the Eye, ed. Thérèse de Hemptinne, Turnhout, 2006 (ter perse).
  • Annette de Vries, Mediating Diligence. Bruegel’s Months between Pictorial Tradition and Early Modern Reception, in Groningen Studies on Cultural Change (GSCC)”, ed. M. Gosman, 2006 (ter perse).
  • Hans Gercke, Brücke zwischen Mythos und Aktualität, in Der Baum in Mythologie, Kunstgeschichte und Gegenwartskunst, (tent. cat.), Heidelberg, s.d., p. 293-297.
  • Barbara Nemitz, Transplant. Living Vegetation in Contemporary Art, Bonn, 2000:
  • Paul Vandenbroeck, Over wilden en narren, boeren en bedelaars. Beeld van de andere, vertoog over het zelf, Antwerpen
  • Tekst uit het boek bij de tent. “Bruegel Revisited” in de Nationale Plantentuin van België, Meise van 12 mei tot 3 sept. 2006